ECLI:NL:HR:2020:1766

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
19/04798
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het Dagelijks Bestuur van Cocensus tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake proceskosten

In deze zaak heeft het Dagelijks Bestuur van Cocensus beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 september 2019. Dit beroep betreft de nrs. 18/00044 tot en met 18/00053, die voortvloeien uit een hoger beroep van belanghebbende, [X] B.V. te [Z], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. 16/5715, 17/149, 17/151 en 17/153 tot en met 17/159). De kwestie draait om een verzoek van belanghebbende om veroordeling in de proceskosten.

De Hoge Raad heeft de door het Dagelijks Bestuur van Cocensus voorgestelde middelen beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 13 november 2020 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren. Van het Dagelijks Bestuur van Cocensus is een griffierecht geheven van € 519.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/04798
Datum13 november 2020
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENSUS
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 september 2019, nrs. 18/00044 tot en met 18/00053, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. 16/5715, 17/149, 17/151 en 17/153 tot en met 17/159) betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten.

1.Geding in cassatie

Het dagelijks bestuur van Cocensus heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2020.
Van het dagelijks bestuur van het Cocensus wordt een griffierecht geheven van € 519.