Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het vijfde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel
4.Beslissing
10 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 september 2019. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder de onttrekking van een minderjarig meisje aan het wettig gezag, poging tot zware mishandeling, en het wederrechtelijk van vrijheid beroven van het meisje. Daarnaast was er sprake van een eendaadse samenloop van het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven en het trainen voor dergelijke misdrijven, zoals vastgelegd in de artikelen 279, 302, 282 en 134a van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, met uitzondering van de klacht over de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, zoals eerder beslist in een andere zaak.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van vervangende hechtenis en gijzeling in het kader van schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het ging om de vervangende hechtenis, maar het beroep voor het overige verworpen.