Uitspraak
wonende te [woonplaats],
Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
30 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeide uit een schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 februari 2020. De advocaat van verzoekster, K. Aantjes, heeft het cassatierekest ingediend, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van verzoekster over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2020 het beroep verworpen.