ECLI:NL:HR:2020:1595

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
20/00815
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigeningsrecht en verstrekking aantekeningen griffier

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in een onteigeningszaak, waarbij de eisers de Provincie Groningen als verweerder hadden. De Hoge Raad verwijst naar het vonnis van de rechtbank en constateert dat de Provincie een verweerschrift heeft ingediend ter verwerping van het cassatieberoep. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De Advocaat-Generaal W.L. Valk heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 9 oktober 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00815
Datum9 oktober 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
DE PROVINCIE GRONINGEN,
zetelende te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Provincie,
advocaat: J.A.M.A. Sluysmans.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 168532 / HA ZA 19/176 van de rechtbank Noord-Nederland van 5 februari 2020.
[eisers] hebben tegen het vonnis beroep in cassatie ingesteld. De Provincie heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.H. Sieburgh op
9 oktober 2020.