Uitspraak
zetelende te Bergen,
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een onteigeningsprocedure waarbij de Gemeente Bergen in cassatie is gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De centrale vraag is of het voordeel dat de onteigenaar geniet door de aanwezigheid van winbare bodembestanddelen, bij helfte moet worden verdeeld tussen de onteigenaar en de onteigende. De rechtbank had eerder de schadeloosstelling voor de onteigening vastgesteld op € 315.703,--, waarbij deskundigen een gemengde waarderingsmethode hadden toegepast. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de gemengde methode terecht heeft toegepast, maar dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de vergoeding voor winbare bodembestanddelen op de helft van het voordeel moet worden gesteld. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het recht van de onteigende op volledige schadeloosstelling en de noodzaak om de meerwaarde van winbare bodembestanddelen in de waardering mee te nemen.