ECLI:NL:HR:2020:1481
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 februari 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2015 en 2016.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 21 juni 2020 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet voldaan. Op 23 juli 2020 heeft de griffier belanghebbende nogmaals de gelegenheid gegeven om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 25 september 2020.