ECLI:NL:HR:2020:1473

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
19/05042
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake informatiebeschikkingen

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 september 2019. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die informatiebeschikkingen had gegeven. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De uitkomst was dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad, in lijn met een eerder arrest van 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2654, een termijn gesteld van vier weken voor belanghebbende om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de informatiebeschikkingen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was als volgt: het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard en belanghebbende kreeg een termijn van vier weken om aan de informatiebeschikkingen te voldoen. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 25 september 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/05042
Datum25 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 september 2019, nrs. 17/00593 tot en met 17/00595, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/8121 tot en met 15/8123) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Namens belanghebbende is de zaak toegelicht door G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Nadere termijn voor het verstrekken van de informatie

Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2654, zal de Hoge Raad alsnog een termijn stellen waarbinnen belanghebbende kan voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de in de informatiebeschikkingen vermelde vragen. Die termijn wordt gesteld op vier weken, te rekenen vanaf de dag waarop dit arrest is gewezen.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- stelt belanghebbende een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop dit arrest is gewezen, om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikkingen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.