ECLI:NL:HR:2020:1473
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake informatiebeschikkingen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 september 2019. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die informatiebeschikkingen had gegeven. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De uitkomst was dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad, in lijn met een eerder arrest van 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2654, een termijn gesteld van vier weken voor belanghebbende om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de informatiebeschikkingen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was als volgt: het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard en belanghebbende kreeg een termijn van vier weken om aan de informatiebeschikkingen te voldoen. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 25 september 2020.