ECLI:NL:HR:2020:1470
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake aanslag havengeld gemeente Hengelo
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2019, nrs. 18/00938 en 18/00946. Dit beroep betreft een hoger beroep van belanghebbende en het Dagelijks Bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 18/412), die betrekking heeft op een aan belanghebbende opgelegde aanslag havengeld door de gemeente Hengelo.
De belanghebbende heeft een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. Het Dagelijks Bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente heeft een verweerschrift ingediend en ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld, waarbij eveneens klachten zijn aangevoerd. De belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad beide beroepen in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.