ECLI:NL:HR:2020:1470

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
20/00102
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake aanslag havengeld gemeente Hengelo

In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2019, nrs. 18/00938 en 18/00946. Dit beroep betreft een hoger beroep van belanghebbende en het Dagelijks Bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 18/412), die betrekking heeft op een aan belanghebbende opgelegde aanslag havengeld door de gemeente Hengelo.

De belanghebbende heeft een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. Het Dagelijks Bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente heeft een verweerschrift ingediend en ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld, waarbij eveneens klachten zijn aangevoerd. De belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad beide beroepen in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00102
Datum25 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN GEMEENTELIJK BELASTINGKANTOOR TWENTE
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2019, nrs. 18/00938 en 18/00946, op het hoger beroep van belanghebbende en het Dagelijks Bestuur van het Gemeentelijk belastingkantoor Twente tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 18/412), betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag havengeld van de gemeente Hengelo.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het Dagelijks Bestuur van Gemeentelijk Belastingkantoor Twente heeft een verweerschrift ingediend. Het heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.
2. Beoordeling van de in het principale en incidentele beroep aangevoerde klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.