ECLI:NL:HR:2020:1442

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
19/01871
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bevoegdheid van de raad van commissarissen bij vergoedingen aan bestuurders en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft Orthocenter N.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de raad van commissarissen de uitsluitende bevoegdheid heeft om vergoedingen aan bestuurders goed te keuren. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere jurisprudentie, waaronder de uitspraak van 6 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU6509) die relevant is voor de discussie over onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad. De Hoge Raad heeft de klachten van Orthocenter over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van Orthocenter verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Orthocenter opgelegd, begroot op een totaal van € 4.291,34.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01871
Datum18 september 2020
ARREST
In de zaak van
ORTHOCENTER N.V.,
gevestigd te Purmerend,
EISERES tot cassatie,
hierna: Orthocenter,
advocaat: R.L.M.M. Tan,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: J. den Hoed.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/14/154446/HA ZA 14-178 van de rechtbank Noord-Holland van 27 juli 2016;
het arrest in de zaak 200.212.625/01 van het gerechtshof Amsterdam van 15 januari 2019.
Orthocenter heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Orthocenter heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Orthocenter in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 september 2020.