ECLI:NL:HR:2020:1439

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
20/00598
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 januari 2020, nrs. 18/00705 en 18/00706. Dit hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3316 en 17/3317) betreffende naheffingsaanslagen in de loonheffingen die aan belanghebbende waren opgelegd voor de tijdvakken van 1 februari 2014 tot en met 31 december 2014 en van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Daarnaast waren er boetebeschikkingen en beschikkingen inzake belastingrente aan de orde.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven, aangezien het middel niet relevant was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2020 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00598
Datum18 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 januari 2020, nrs. 18/00705 en 18/00706, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/3316 en 17/3317) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 februari 2014 tot en met 31 december 2014 en 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.