ECLI:NL:GHSHE:2020:63
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gebruikelijk loon en naheffingsaanslagen loonheffingen voor directeur van transportbedrijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 9 november 2018 een uitspraak deed over naheffingsaanslagen in de loonheffingen. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende, een transportbedrijf, naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2014 en 2015, waarbij ook vergrijpboetes waren opgelegd. De Rechtbank had de boetes verminderd, maar de naheffingsaanslagen in stand gelaten. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of het gebruikelijk loon van de directeur, [A], correct was vastgesteld.
De inspecteur had vastgesteld dat het gebruikelijk loon van [A] niet te hoog was en dat de bijtelling voor het privégebruik van een auto correct was meegenomen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat belanghebbende de boete niet langer betwistte, maar wel de hoogte van de naheffingsaanslagen. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het gebruikelijk loon op nihil moest worden gesteld en dat de naheffingsaanslagen niet te hoog waren vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht of de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan op 9 januari 2020 door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.