ECLI:NL:HR:2020:1418
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep door beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z]. Het beroep in cassatie was ingediend tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 april 2020, die op haar beurt betrekking had op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2015. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, omdat de indiener niet had voldaan aan de verplichting om digitaal te procederen, zoals voorgeschreven door het Besluit van 6 maart 2019. Dit besluit vereist dat in gevallen waarin het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt, de indiener het beroepschrift digitaal via het webportaal van de Hoge Raad moet indienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om het beroepschrift binnen twee weken digitaal in te dienen, maar de indiener heeft hieraan geen gevolg gegeven. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.