ECLI:NL:HR:2020:1403
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de erfgenaam van [A], hierna aangeduid als belanghebbende, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 december 2018, nummer 17/00484. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, nummer HAA 16/4724, die betrekking had op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2010, opgelegd aan [A]. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2020 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.