ECLI:NL:HR:2020:1305

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
19/01768
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid van opzegging van overeenkomsten tussen gasnetbeheerder en gemeenten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Enexis Netbeheer B.V. (hierna: Endinet) tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Endinet had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de rechtsgeldigheid van de opzegging van overeenkomsten tussen gasnetbeheerder Endinet en verschillende gemeenten werd betwist. De gemeenten, te weten de Gemeente Veghel, de Gemeente Bernheze en de Gemeente Uden, hebben een verweerschrift ingediend. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarbij Endinet ook werd bijgestaan door T. van Tatenhove.

De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en Endinet veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de gemeenten zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien Endinet deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01768
Datum17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
EISERES tot cassatie,
hierna: Endinet,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en A. Stortelder,
tegen
1. DE GEMEENTE VEGHEL,
zetelende te Veghel,
2. DE GEMEENTE BERNHEZE,
zetelende te Heesch,
3. DE GEMEENTE UDEN,
zetelende te Uden,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: de Gemeenten,
advocaat: M.W. Scheltema.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/01/284823/ HA ZA 14-761 van de rechtbank Oost-Brabant van 24 december 2014 en 4 mei 2016;
het arrest in de zaak 200.204.037 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 januari 2019.
Endinet heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Gemeenten hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Endinet mede door T. van Tatenhove.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Endinet heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Edinet in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeenten begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Edinet deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann, als voorzitter, en de raadsheren G. Snijders en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.