ECLI:NL:GHSHE:2019:49

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
200.204.037_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige opzegging van duurovereenkomsten tussen nutsbedrijven en gemeenten

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de opzegging van duurovereenkomsten tussen Endinet B.V. en de Gemeenten Veghel, Bernheze en Uden. Endinet, de netbeheerder van een gasdistributienetwerk, heeft in hoger beroep de opzegging van de overeenkomsten door de Gemeenten betwist. De Gemeenten hebben de overeenkomsten opgezegd per 1 juli 2014, met als argumenten dat de bestaande afspraken niet meer aansluiten bij de huidige zakelijke en maatschappelijke verhoudingen, en dat de markt sterk is veranderd door liberalisering en privatisering van nutsvoorzieningen. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomsten voor onbepaalde tijd zijn aangegaan en in beginsel opzegbaar zijn, ook al voorziet de wet niet in een regeling voor opzegging. Het hof heeft geoordeeld dat de redenen die de Gemeenten hebben aangevoerd voor de opzegging voldoende zwaarwegend zijn om de opzegging te rechtvaardigen. De vordering van Endinet tot het vestigen van opstalrechten is niet ter beoordeling voorgelegd, aangezien Endinet niet in beroep is gegaan tegen eerdere beslissingen hierover. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Endinet in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.204.037
(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch C/01/284823)
arrest van 8 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Endinet B.V., thans als gevolg van fusie opgegaan in
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Endinet,
advocaat: mr. A. Vaarkamp,
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Veghel,
zetelend te Veghel,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Bernheze,
zetelend te Heesch,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Uden,
zetelend te Uden,
geïntimeerden
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk: de Gemeenten,
advocaat: mr. G.A. van der Veen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 24 december 2014 en 5 mei 2016 die de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 29 juli 2016,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met productie).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
Endinet vordert in het hoger beroep vernietiging van de bestreden vonnissen voor zover daarin is beslist ter zake van beëindiging van de toetredingsovereenkomsten en, opnieuw rechtdoende, te beslissen dat de Gemeenten de SPA en de toetredingsovereenkomsten niet rechtsgeldig door middel van opzegging hebben beëindigd, zodat de Gemeenten gehouden blijven de SPA en de toetredingsovereenkomsten na te komen. Voorgaande met veroordeling van de Gemeenten in de kosten van het geding in beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.15 van het vonnis van 4 mei 2016. Tegen deze feiten zijn geen grieven gericht. Het betreft samengevat en door het hof aangevuld de volgende feiten.
3.2
Endinet is de netbeheerder van een gasdistributienetwerk voor drieëndertig gemeenten, waaronder de Gemeenten. Bij akte van 31 december 2016 is Endinet door fusie opgegaan in Enexis B.V.
3.3
In het verleden was Obragas N.V., later genaamd Obragas Holding N.V. (hierna: Obragas) netbeheerder van bedoeld gasdistributienetwerk. De Gemeenten waren tot 2002 met 13 andere gemeenten in de regio Oost-Brabant aandeelhouder van Obragas.
3.4
In 2002 hebben de 16 aandeelhoudende gemeenten in Oost-Brabant hun aandelen in Obragas verkocht aan Westfalische Femgas A.G. Deze verkoop is vastgelegd in de Share Purchase Agreement (hierna: SPA).
3.5
In artikel 10 onderdeel b. van de SPA is bepaald dat de mogelijkheid van het indienen van een claim in verband met het niet-naleven van een garantie in tijd is beperkt. Zo geldt voor de garantie dat de kosten van gedwongen verleggen van kabels en leidingen voor rekening van de Gemeenten komen, een tijdsbeperking van twee jaar ‘after Completion Date.’
3.6
In artikel 12.3 onderdeel a. van de SPA is bepaald dat de Gemeenten aan Obragas de bestaande rechten zullen verlenen en blijven verlenen om kabels en leidingen in de gemeentegrond aan te leggen, te hebben, te houden, te gebruiken, te verleggen, te onderhouden en te verwijderen.
3.7
In artikel 4.1 van de SPA is de voorwaarde opgenomen voor "Completion" dat alle verkopers (waaronder de Gemeenten) kunnen aantonen dat zij bindende toetredingsovereenkomsten hebben gesloten. Deze "Toetredingsovereenkomsten" (hierna: de Overeenkomsten of per overeenkomst: de Overeenkomst) zijn op 14 maart 2002 tussen Obragas en elk van de Gemeenten afzonderlijk tot stand gekomen.
3.8
In artikel 1.1 van elke Overeenkomst verleent de respectievelijke Gemeente aan Obragas om niet het recht om in de aan de Gemeente toebehorende gronden, openbare wegen, pleinen, plantsoenen, bruggen, wateren enz. de voor de distributie van gas benodigde leidingen met toebehoren te leggen, te verleggen, te wijzigen, te gebruiken, te onderhouden en weg te nemen.
3.9
In artikel 1.2 van elke Overeenkomst is bepaald dat, indien verlegging van de onder artikel 1.1 genoemde leidingen door toedoen van de respectievelijke Gemeente nodig is, zulks geschiedt op haar kosten. In alle overige gevallen zullen de kosten van verlegging van de leidingen door Obragas worden gedragen.
3.1
In artikel 1.4 van elke Overeenkomst zijn partijen overeengekomen:
“(…) dat ten laste van de aan de Gemeente toebehorende gronden, wegen en wateren, waarin leidingen van Obragas liggen, een zakelijk recht wordt gevestigd ten behoeve van Obragas strekkende de bij deze Overeenkomst aan Obragas toegekende rechten.”
Deze zakelijk rechten zijn nooit gevestigd.
3.11
In artikel 4.4 van elke Overeenkomst doen partijen afstand van hun recht om de Overeenkomst te (doen) ontbinden en/of te (doen) vernietigen, behoudens voor zover in de Overeenkomst uitdrukkelijk in deze mogelijkheid is voorzien.
3.12
Endinet is als gevolg van juridische herstructurering (splitsing en fusie) de rechtsopvolgster onder algemene titel van Obragas voor wat betreft de eigendom van het gasdistributienet en als partij bij de Overeenkomsten.
3.13
Sedert medio 2011 hebben de Gemeenten met Endinet gecommuniceerd over hun voornemen om het beleid en beheer ten aanzien van kabels en leidingen te actualiseren en de bestaande private afspraken met nutsbedrijven aan te passen aan de huidige zakelijke en maatschappelijke verhoudingen. Endinet heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de bestaande privaatrechtelijke afspraken gehandhaafd dienen te blijven.
3.14
Bij brief van 29 november 2013 hebben de Gemeenten de Overeenkomsten met Endinet opgezegd per 1 juli 2014. De Gemeenten hebben de volgende redenen ten grondslag gelegd aan de opzegging:
- de met de rechtsvoorganger van Endinet gesloten overeenkomsten komen voort uit een periode dat de Gemeenten het van het grootste belang achtten dat nutsvoorzieningen als de gas- elektra- en watervoorzieningen snel en voor veel inwoners beschikbaar kwamen. Dat is inmiddels reeds lang het geval en er is geen reden om te veronderstellen dat zulks door de opzegging anders zal worden;
- de markt is inmiddels sterk veranderd als gevolg van de liberalisering en privatisering van de nutsvoorzieningen. Daardoor manifesteren nutsbedrijven zich tegenwoordig veeleer als commerciële bedrijven en niet meer als overheidsdiensten;
- ondanks de veranderde situatie zijn de overeenkomsten met Endinet nog steeds niet of slechts in beperkte mate geactualiseerd, dit terwijl de overeenkomsten vaak al geruime tijd niet meer aansluiten bij de gerezen zakelijke en maatschappelijke verhoudingen;
- de Gemeenten zijn samen overgegaan tot actualisering van het beleid en beheer van kabels en leidingen op hun grondgebied. Besloten is om te gaan werken via de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (hierna: AVOI) en de Beleidsregel Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen (hierna: de Beleidsregel) en het Handboek Kabels en Leidingen van (onder meer) de Gemeenten (hierna: het Handboek). Deze publiekrechtelijke regelingen sluiten aan bij de heden ten dage algemeen geaccepteerde en gebruikelijke uitgangspunten voor wat betreft nadeelcompensatie;
- op basis van deze regelingen worden alle spelers op de markt binnen de gemeente op gelijke wijze benaderd en kan uniformiteit worden nagestreefd.
3.15
Artikel 3 van de Beleidsregel houdt in dat de netbeheerder, die binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van een vergunning tot het leggen van kabels en/of leidingen de verplichting opgelegd krijgt tot het verleggen van een kabel of leiding, nadeelcompensatie krijgt van 100% van het schadebedrag. Vanaf het zesde jaar tot het zestiende jaar na de inwerkingtreding van een vergunning bedraagt de nadeelcompensatie een trapsgewijs aflopend bedrag van 80% in het zesde jaar tot 0% in het zestiende jaar, zodat de netbeheerder na verloop van 15 jaar na de inwerkingtreding van een vergunning tot het leggen van kabels en/of leidingen geen nadeelcompensatie krijgt uitgekeerd in verband met een verplichting tot verlegging.
3.16
Bij brief van 21 maart 2014 heeft Endinet de rechtmatigheid van de opzegging van de Overeenkomsten betwist. Tevens heeft zij de Gemeenten om nakoming gevraagd van artikel 1.4 van de Overeenkomsten en verzocht medewerking te verlenen aan het vestigen van opstalrechten op alle tracés van gasleidingen gelegen in de Gemeenten.
3.17
Endinet heeft de Gemeenten bij dagvaarding van 21 mei 2014 gedagvaard in kort geding en gevorderd, kort gezegd, dat opstalrechten ten behoeve van haar gasdistributienet
zullen worden gevestigd. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft de vorderingen van Endinet bij vonnis van 1 juli 2014 afgewezen.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Endinet heeft in eerste aanleg gevorderd:
Primair ten eerste: de Gemeenten te veroordelen tot het gestand doen van de Overeenkomsten,
Subsidiair: de Gemeenten te veroordelen de Overeenkomsten gestand te doen gedurende de tijd die nodig is om de opstalrechten te vestigen.
Primair ten tweede en subsidiair:
1. de Gemeenten te gebieden artikel 1.4 van de Overeenkomsten na te komen en daartoe mee te werken aan het ten behoeve van Endinet vestigen van zelfstandige opstalrechten op alle tracés van gasleidingen van Endinet overeenkomstig de kadastrale eigendomsregistratie van 2012 (inclusief eventuele nieuwe tracés voor gasleidingen die na de kadastrale eigendomsregistratie van 2012 zijn aangelegd en onderdeel uitmaken van hetzelfde net), gelegen in de aan de respectievelijke Gemeenten toebehorende gronden, wegen en wateren, en,
2. te oordelen dat het vonnis in de plaats treedt van een notariële akte tot vestiging van zelfstandige opstalrechten ten behoeve van Endinet voor het geval de Gemeenten in gebreke zijn met de naleving van het gebod onder (i) door (na betekening van het vonnis) niet binnen 10 werkdagen na daartoe te zijn opgeroepen door de notaris mee te werken aan het passeren van de notariële akte,
3. de Gemeenten te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 4 mei 2016, samengevat, beslist dat de stelling van Endinet dat de Overeenkomsten in het geheel niet kunnen worden opgezegd moet worden verworpen. Vervolgens komt de rechtbank tot het oordeel dat gelet op de over en weer gestelde belangen, de door de Gemeenten in de opzeggingsbrief van 29 november 2013 genoemde redenen in het onderhavige geval voldoende zwaarwegend zijn om de opzegging te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dan ook dat de Overeenkomsten rechtsgeldig zijn opgezegd.
De vordering van Endinet tot vestiging van zakelijke rechten is ook afgewezen.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
Het hof stelt voorop dat de vordering van Endinet tot het vestigen van zelfstandige opstalrechten op alle tracés van gasleidingen van Endinet, in hoger beroep niet ter beoordeling voorligt. Endinet heeft uitdrukkelijk verklaard niet in beroep te gaan tegen de beslissingen van de rechtbank die betrekking hebben op het alsnog vestigen van zakelijke rechten (memorie van grieven onder 4).
In hoger beroep ligt aldus, kort gezegd, de vraag voor of de Gemeenten de Overeenkomsten konden opzeggen, waardoor o.a. de kosten bij het verleggen van de leidingen niet meer worden betaald door de Gemeente. De door Endinet geformuleerde grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling daarvan stelt het hof het volgende voorop.
5.2
Het gaat hier om de opzegging van duurovereenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. In dit verband verdient opmerking dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook indien wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012/685 en HR 4 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341). Dit neemt niet weg dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn, met dien verstande dat de wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, onder omstandigheden daartegen een beroep kan doen op, kort gezegd, de art. 6:248 lid 2 BW en 6:258 BW. Voorts verdient opmerking dat op degene die betoogt dat een zodanige overeenkomst niet opzegbaar is, de stelplicht en bewijslast ter zake rusten. Voor die stelplicht en bewijslast gelden geen verzwaarde eisen.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de wet in dit geval niet voorziet in de mogelijkheid tot opzegging. Wel is in geschil of de Overeenkomst, althans de bedoeling van partijen daarbij, voorziet in de mogelijkheid van opzegging. Het hof overweegt daartoe als volgt en stelt daarbij het volgende voorop.
5.4
De inhoud van een overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen
5.5
Endinet betoogt dat de inhoud en de aard van de Overeenkomsten zich verzetten tegen eenzijdige opzegging. Dit is aldus Endinet het geval omdat, kort gezegd, de Overeenkomsten onlosmakelijk zijn verbonden met de verkoop van de aandelen door de Gemeenten zoals vastgelegd in de SPA en de verdeling van de (maatschappelijke) taken over en weer. Dit zou onder andere volgen uit artikel 4.4 van de Overeenkomsten in combinatie met artikel 12.3 SPA. Ook zouden de Gemeenten en Endinet in de Overeenkomsten willens en wetens bindende civielrechtelijke afspraken hebben gemaakt die naar hun aard onbeperkt van duur zouden zijn.
5.6
Dat er een verband bestaat tussen de SPA en de Overeenkomsten volgt naar het oordeel van het hof onder andere uit artikel 4.1 van de SPA, waarin dit tot uitdrukking is gebracht. Anders dan Endinet betoogt valt uit de artikelen 4.4 van de Overeenkomst in samenhang met artikel 12.3 van de SPA niet op te maken dat de bedoeling van partijen was dat de Overeenkomsten niet opzegbaar zouden zijn. In artikel 12.3 van de SPA is de garantie opgenomen ten aanzien van de lig- en legrechten, namelijk dat de Gemeenten deze zullen verlenen en blijven verlenen. In artikel 4.4. van de Overeenkomsten doen partijen afstand van hun recht om de overeenkomst te (doen) ontbinden en/of te (doen) vernietigen, behoudens voor zover in de overeenkomst uitdrukkelijk in deze mogelijkheid is voorzien. Zouden partijen bedoeld hebben ook de mogelijkheid van opzegging uit te sluiten, dan had het voor de hand gelegen dat partijen dat expliciet hadden opgenomen. Ook artikel 12.3 van de SPA, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 4.4 van de Overeenkomsten kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een niet opzegbare overeenkomst. In artikel 12.3 van de SPA is een garantie gegeven ten aanzien van de lig- en legrechten, niet ten aanzien van de kosten voor het verleggen van de leidingen. Omdat tussen Endinet en de Gemeenten de SPA nog steeds van toepassing is, zijn de garanties ten aanzien van de lig- en legrechten ook nog steeds van toepassing.
Daar waar Endinet stelt dat zij en de Gemeenten willens en wetens bindende civielrechtelijke afspraken hebben gemaakt die naar hun aard onbeperkt van duur zouden zijn, heeft zij dit niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Ook heeft het hof hiervoor geen aanwijzingen gevonden in de gesloten Overeenkomsten. Integendeel, de in artikel 10 onder b. geformuleerde garantie ziet op een periode van 2 jaren, welke periode al lang is verstreken. Bij het voorgaande merkt het hof op dat tussen het sluiten van de Overeenkomsten in 2002 en de datum waartegen deze door de Gemeente zijn opgezegd in 2014, ongeveer 12 jaren zijn verstreken. Voor zover tussen de aandelenoverdracht, de voor de aandelen betaalde prijs en de gemaakte afspraken ten aanzien van de kosten van het verleggen voor rekening van de Gemeente verband zou hebben bestaan, hetgeen door Endinet is gesteld, maar niet met concrete feiten en/of omstandigheden is onderbouwd, valt onvoldoende in te zien dat dit verband na verloop van 12 jaar nog tot de conclusie moet leiden dat de Overeenkomsten niet opzegbaar zijn.
Gelet op het voorgaande blijkt niet dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de Overeenkomsten niet opzegbaar zouden zijn. De conclusie is dan ook dat de Overeenkomsten opzegbaar zijn.
5.7
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat.
5.8
De Overeenkomsten waar het in deze zaak om gaat, worden daardoor gekenmerkt dat de gasleidingen van Endinet in gemeentegrond liggen, zonder dat Endinet daarvoor een tegenprestatie verschuldigd is. De kosten van een noodzakelijke verplaatsing zijn, op grond van artikel 1.2 van de Overeenkomst, voor rekening van de Gemeente. Deze regeling vindt, naar de Gemeenten onweersproken in deze procedure hebben aangevoerd, zijn oorzaak in het feit dat gaslevering voorheen (jaren '60 van de vorige eeuw) werd gezien als een overheidstaak, die aanvankelijk werd uitgevoerd door bedrijven die deel uitmaakten van de overheid, en naderhand door vennootschappen waarvan de aandelen volledig in handen waren van de overheid en die ook overigens door de overheid werden beheerst, zonder specifiek winstoogmerk. Aan deze situatie is, naar de Gemeenten onder meer aan de opzegging ten grondslag hebben gelegd, een einde gekomen met de liberalisering en privatisering van de nutsvoorzieningen.
5.9
Indien de opzegging rechtsgeldig is, wordt de verhouding tussen de Gemeenten als eigenares van de grond waarin de gasleidingen van Endinet liggen beheerst door de AVOI, de Beleidsregel en het Handboek. De situatie dat Endinet het lig- en legrecht heeft en hiervoor geen tegenprestatie verschuldigd is, wordt onder deze regelgeving gecontinueerd. Slechts de regeling van de vergoeding van de kosten van verplaatsing is gewijzigd in die zin dat de regeling voorziet in een gefaseerde afbouw van de compensatie zoals hiervoor onder 3.15 weergegeven.
5.1
Voor zover Endinet aanvoert dat zij voor haar bedrijfsvoering afhankelijk is van vergoeding van de kosten van verplaatsen door de Gemeente, verwerpt het hof dit. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.5 dit argument van Endinet verworpen met de overweging dat Endinet niet heeft betwist dat zij de eventuele kosten van verleggingen kan opvangen. In hoger beroep heeft Endinet haar stelling dat haar bedrijfsvoering in bijzondere mate afhankelijk is van het voortbestaan van de Overeenkomsten op dit punt enkel herhaald en niet nader concreet onderbouwd, zodat het hof die stelling, gelet op de gemotiveerde betwisting door de Gemeente, evenals de rechtbank verwerpt.
5.11
Gelet op de hiervoor genoemde achtergrond en gevolgen van de opzegging brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid niet mee dat de Gemeente, in verband met het feit dat de vergoeding van de kosten van een noodzakelijke verlegging onder de nieuwe regelgeving minder gunstig wordt voor Endinet, een zwaarwegende grond voor de opzegging dienen te hebben. De Overeenkomsten zijn dan ook rechtsgeldig opgezegd.
5.12
Ook als geoordeeld moet worden dat wel een zwaarwegende grond voor de opzegging aanwezig moeten zijn, zijn de Overeenkomsten rechtsgeldig opgezegd. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Door de Gemeenten zijn in de opzeggingsbrief van 29 november 2013 een aantal gronden voor opzegging opgenomen (vgl. onder 3.14 hiervoor). Naar het oordeel van het hof leveren deze gronden in ieder geval in onderlinge samenhang bezien, een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging op.
Het betoog van Endinet dat de door de Gemeente aangevoerde argumenten in dit geval niet kwalificeren als (zwaarwegende) grond voor opzegging omdat het in feite allemaal gemeenplaatsen zijn die opgeld doen bij iedere wens van iedere gemeentelijke bestuurder (onder 96 van de memorie van grieven), verwerpt het hof. Dat meerdere gemeentelijke besturen te maken hebben met de ontwikkelingen zoals door de Gemeenten in deze brief aangevoerd, maakt niet dat dit geen zwaarwegende grond kan opleveren. Daarbij betrekt het hof (wederom) dat de Overeenkomsten reeds een looptijd van 12 jaar hadden en zoals door de Gemeenten onweersproken is aangevoerd is de markt sterk veranderd.
Voor zover Endinet betoogt dat er in de verhouding tussen haar en de Gemeenten niets is gewijzigd, zodat gewijzigde omstandigheden geen zwaarwegend belang opleveren voor opzegging, volgt het hof Endinet niet in haar betoog. Immers, gewijzigde omstandigheden kunnen ook liggen buiten de verhouding tussen Endinet en de Gemeente, zoals in deze aan de zijde van de Gemeente. Deze gewijzigde omstandigheden kunnen aldus doorwerken in de verhouding tussen de Gemeente en Endinet, zonder dat er in de verhouding sec tussen die twee partijen iets wijzigt of is gewijzigd.

6.De slotsom

6.1
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Endinet in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de Gemeenten zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 718,00
- salaris advocaat € 1.074,00 (1 punt x tarief II)
6.3
Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 4 mei 2016;
veroordeelt Endinet in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeenten vastgesteld op € 718,00 voor verschotten en op € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Endinet in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval Endinet niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en R.A. van der Pol, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2019.
griffier rolraadsheer