ECLI:NL:HR:2020:1278
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X1] N.V. en [X2] B.V. C.S. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. De Hoge Raad heeft eerder op 7 december 2018 een arrest gewezen waarin de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Op 18 oktober 2019 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan, waartegen belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2020 door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.