ECLI:NL:HR:2020:1185
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerende zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2020, nummer 18/00645, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (AMS 18/1018). De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2017, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 3 juli 2020, waarbij de uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.