ECLI:NL:HR:2020:1066
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingteruggave door een B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie ingesteld door [A] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 november 2018. Het beroep in cassatie was ingesteld namens [X] te [Z]. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de juiste volmacht had om het beroep in cassatie in te stellen. De overgelegde machtiging, gedateerd 25 november 2016, gaf de indiener enkel de bevoegdheid om [X] te vertegenwoordigen in procedures met betrekking tot belasting op aangifte BPM en naheffingsaanslagen BPM, maar niet voor het instellen van beroep in cassatie. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, omdat de indiener niet bevoegd was om het beroep in te stellen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en twee raadsheren.