Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 juni 2019 was gewezen. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat L.C. de Lange. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof. De kern van de zaak betrof de schending van artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat vereist dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte moet worden verzonden. In deze zaak was er geen bewijs dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman was gezonden, wat leidde tot het ernstige vermoeden dat het voorschrift niet was nageleefd. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde en vernietigde de uitspraak van het hof, waarbij de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op verdediging en de naleving van procesregels in het strafrecht.