ECLI:NL:HR:2020:105
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], België, tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 oktober 2019, met nummer 17/6965 WSF. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling bestaat die het mogelijk maakt om beroep in cassatie in te stellen tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke situatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep in cassatie. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in de uitspraak aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Dit houdt in dat de kosten die zijn gemaakt in het kader van deze procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig was.