In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid en de beoordeling van motiveringsklachten. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen de verweerster, [verweerster] B.V., verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Eiser heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.
Het procesverloop omvat eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Breda van 1 juli 2015 en een arrest van het gerechtshof van 22 januari 2019. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 12 juni 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.