ECLI:NL:HR:2020:1043

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
19/02017
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en motiveringsklachten in cassatie

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid en de beoordeling van motiveringsklachten. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen de verweerster, [verweerster] B.V., verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Eiser heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.

Het procesverloop omvat eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Breda van 1 juli 2015 en een arrest van het gerechtshof van 22 januari 2019. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 12 juni 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02017
Datum12 juni 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser] ,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster] ,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 3396277 CV EXPL 14-5456 van de kantonrechter te Breda van 1 juli 2015;
b. het arrest in de zaak 200.182.062/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 januari 2019.
c. zijn uitspraak op verstekverlening in deze zaak, ECLI:NL:HR:2019:1283, van 19 juli 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
12 juni 2020.