In deze zaak heeft Gerard Willem Breuker, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van [A] B.V., cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 november 2018. De curator, vertegenwoordigd door advocaat B.I. Kraaipoel, heeft het cassatieberoep ingesteld nadat het hof in zijn arrest had geoordeeld over de schadevergoeding uit onrechtmatige daad en de mogelijkheid van voordeelverrekening. De verweerder, wonende te Bruntinge, is niet verschenen in deze procedure, waardoor verstek is verleend.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en arresten van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten van de curator over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de curator veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 12 juni 2020 door de raadsheer G. Snijders als voorzitter, samen met de raadsheren H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en openbaar gemaakt door raadsheer C.E. du Perron.