ECLI:NL:HR:2020:1030

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
19/02626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kwalificatie van voorhanden hebben van munitie in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een schietpartij in Lithoijen waarbij de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van munitie, in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. De verdachte had beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 27 mei 2019 uitspraak had gedaan. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, behalve voor de kwalificatie van het voorhanden hebben van munitie.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het voorhanden hebben van munitie meermalen gepleegd was. Op basis van eerdere jurisprudentie, waaronder ECLI:NL:HR:1997:ZD0737 en ECLI:NL:HR:2005:AS6030, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het voorhanden hebben van een aantal patronen van categorie III slechts één strafbaar feit oplevert. De Hoge Raad heeft de kwalificatie verbeterd en het onder 2 bewezenverklaarde gekwalificeerd als medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie. Het beroep van de verdachte werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02626
Datum9 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 mei 2019, nummer 20-000760-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, I.N. Weski en P. van Dongen, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde, tot verbetering van de kwalificatie, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof het onder 2 bewezenverklaarde, voor zover betrekking hebbend op het voorhanden hebben van munitie, ten onrechte heeft gekwalificeerd als “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd”, aangezien het bewezenverklaarde in zoverre slechts één overtreding van het in artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie vervatte verbod oplevert.
3.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 33 tot en met 36 is het middel terecht voorgesteld en zal de Hoge Raad de kwalificatie verbeteren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde voorhanden hebben van munitie;
- kwalificeert het onder 2 bewezenverklaarde voorhanden hebben van munitie als medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juni 2020.