Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D. Greven. De zaak betreft openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was betrokken bij een incident waarbij een vordering van een benadeelde partij aan de orde was. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, beoordeeld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar de Hoge Raad heeft dit oordeel niet gevolgd.
De Hoge Raad heeft het arrest van het Hof gedeeltelijk vernietigd, specifiek met betrekking tot de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.