ECLI:NL:HR:2019:876
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over geheven leges door gemeente Tilburg
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 oktober 2018, nr. 17/00641. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/657) betreffende de leges die aan belanghebbende zijn opgelegd door het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TILBURG. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het College heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek en het College een conclusie van dupliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren, op 7 juni 2019.