Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 1 september 2017 werd gewezen. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor winkeldiefstallen, zoals bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen de veroordeling, waarbij de advocaat B.H.S. Brinkman namens hem een middel van cassatie heeft voorgesteld. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof heeft bevestigd en het beroep van de verdachte heeft verworpen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.