In deze zaak, die betrekking heeft op meerdere winkeldiefstallen, heeft de Hoge Raad op 27 november 2018 uitspraak gedaan. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor winkeldiefstallen, maar de vraag was of het Hof deze veroordelingen correct had meegenomen in de motivering van de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte had een uittreksel justitiële documentatie overgelegd, waaruit bleek dat hij in de periode van 2014 tot 2015 meerdere diefstallen had gepleegd. Het Hof had bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoon van de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet onbegrijpelijk had gemotiveerd waarom een gevangenisstraf van twee maanden passend was, ondanks de eerdere veroordelingen van de verdachte. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte, omdat de motivering van het Hof voldoende was onderbouwd en er geen gronden waren voor vernietiging van de uitspraak. De zaak heeft ook samenhang met een andere zaak, genummerd 18/00061, waarin dezelfde advocaat optreedt voor de verdachte.