Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 22 november 2018, nr. 17/00473, betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 november 2018. Het beroep in cassatie was gericht tegen een beslissing over een verzoek tot veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.