In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een informatiebeschikking die was gegeven aan de belanghebbende. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 11 oktober 2018 was gewezen. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de belanghebbende informatie moest verstrekken aan de belastingautoriteiten. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende alsnog de gevraagde informatie kan verstrekken, namelijk vier weken na de uitspraak van het arrest.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de belanghebbende te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, en dat de belanghebbende de in de informatiebeschikking gevraagde informatie binnen de gestelde termijn kan aanleveren.