ECLI:NL:HR:2019:754

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
18/00184
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kansspelbelasting en verrekening van verliezen uit Europese Unie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de heffing van kansspelbelasting. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 december 2017, waarin werd geoordeeld over de kansspelbelasting die een belanghebbende had voldaan over zijn winsten behaald met online poker. De belanghebbende, die in december 2014 vanuit Nederland had gepokerd via buitenlandse aanbieders, had 29 procent kansspelbelasting op aangifte voldaan over zijn positieve resultaten. Het Hof had geoordeeld dat de heffing van kansspelbelasting over de winsten behaald bij aanbieders binnen de Europese Unie niet verschuldigd was, en dat verliezen van deze aanbieders verrekend konden worden met winsten van aanbieders buiten de EU.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de heffing van kansspelbelasting over de winsten behaald bij aanbieders binnen de EU niet mocht plaatsvinden, en dat de regeling voor verrekening van verliezen zoals door het Hof was toegepast, niet correct was. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij de Hoge Raad heeft benadrukt dat de negatieve resultaten van de belanghebbende verrekend kunnen worden met positieve resultaten van niet-EU aanbieders.

De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de heffing van kansspelbelasting in relatie tot online gokken en de verrekening van verliezen.

Uitspraak

17 mei 2019
Nr. 18/00184
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 december 2017, nr. BK-17/00346, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/7733) betreffende het door
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) over de maand december 2014 op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Belanghebbende is ingezetene van Nederland en heeft in de maand december 2014 vanuit Nederland gepokerd via websites van buitenlandse aanbieders, waaronder Pokerstars.eu en Fulltilt.eu. Van het totale – positieve – resultaat (het verschil tussen de inzetten en de gewonnen bedragen) heeft hij 29 procent aan kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.2.
Bij het Hof was in geschil of belanghebbende terecht en tot de juiste bedragen kansspelbelasting heeft voldaan. Het geschil spitste zich ten eerste toe op de vraag of kansspelbelasting verschuldigd is over de met de pokerspelen behaalde winsten, en ten tweede op de vraag of belanghebbende de verliezen op zijn deelname aan een deel van de pokerspelen van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders kan verrekenen met de opbrengsten van zijn deelname aan pokerspelen van buiten de Europese Unie gevestigde aanbieders.
2.3.1.
Het Hof heeft de eerste vraag ontkennend beantwoord. Daarbij heeft het Hof van belang geacht dat de aanbieders van deze internetpokerdiensten die aan spelers zoals belanghebbende zijn verleend, gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie. Het Hof heeft geoordeeld dat heffing van kansspelbelasting over het positieve resultaat behaald bij deze aanbieders achterwege moet blijven.
2.3.2.
Onderdeel a van het middel keert zich tegen het hiervoor in 2.3.1 weergegeven oordeel van het Hof. Het slaagt op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.3.2 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548) tussen dezelfde partijen.
2.4.1.
Met betrekking tot het tweede geschilpunt, de vraag op welke wijze verliezen met opbrengsten verrekend dienen te worden, heeft het Hof overwogen dat voor een binnenlandse deelnemer aan een buitenlands internetkansspel de regeling in artikel 3, lid 1, aanhef en letter c, van de Wet op de kansspelbelasting betekent dat het positieve verschil tussen de binnen het desbetreffende tijdvak behaalde prijzen en gedane inzetten wordt belast. Uitgaande van die regeling en het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:472, waarin is beslist dat over positieve resultaten van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders van pokerspelen geen kansspelbelasting mag worden geheven, betekent dat voor resultaten die zijn behaald met spelen van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders dat positieve resultaten buiten de heffing moeten blijven en dat negatieve resultaten kunnen worden verrekend met positieve resultaten van spelen van aanbieders die niet binnen de Europese Unie zijn gevestigd, aldus het Hof.
2.4.2.
Onderdeel b van het middel bestrijdt het hiervoor in 2.4.1 weergegeven oordeel van het Hof. Het slaagt op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.4.3 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548) tussen dezelfde partijen.
2.5.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3.2 en 2.4.2 is overwogen, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.