ECLI:NL:HR:2019:748

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/00178
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kansspelbelasting en verrekening van verliezen uit Europese Unie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de heffing van kansspelbelasting. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 1 december 2017 had geoordeeld over de kansspelbelasting die belanghebbende had voldaan over zijn winsten behaald met online poker. Belanghebbende, een ingezetene van Nederland, had in februari 2013 gepokerd via buitenlandse websites en had 29 procent kansspelbelasting op aangifte voldaan over zijn positieve resultaten. Het Hof had geoordeeld dat geen kansspelbelasting verschuldigd was over de winsten behaald bij aanbieders gevestigd in de Europese Unie, en dat verliezen van deze aanbieders verrekend konden worden met winsten van aanbieders buiten de EU.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de heffing van kansspelbelasting over de winsten van binnen de EU gevestigde aanbieders achterwege moest blijven. Tevens heeft de Hoge Raad bevestigd dat de regeling in de Wet op de kansspelbelasting van toepassing is, waarbij positieve resultaten van binnen de EU gevestigde aanbieders niet belast worden, maar verliezen wel verrekend kunnen worden met winsten van aanbieders buiten de EU. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.

De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de kansspelbelasting en de verrekening van verliezen, en biedt duidelijkheid voor toekomstige gevallen waarin vergelijkbare vragen spelen.

Uitspraak

17 mei 2019
Nr. 18/00178
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 december 2017, nr. BK-17/00352, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/5711) betreffende het door
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) over de maand februari 2013 op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Belanghebbende is ingezetene van Nederland en heeft in de maand februari 2013 vanuit Nederland gepokerd via websites van buitenlandse aanbieders, waaronder Fulltilt.eu en Pokerstars.eu. Van het totale – positieve – resultaat (het verschil tussen de inzetten en de gewonnen bedragen) heeft hij 29 procent aan kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.2.
Bij het Hof was in geschil of belanghebbende terecht en tot de juiste bedragen kansspelbelasting heeft voldaan. Het geschil spitste zich ten eerste toe op de vraag of kansspelbelasting verschuldigd is over de met de pokerspelen behaalde winsten, en ten tweede op de vraag of belanghebbende de verliezen op zijn deelname aan een deel van de pokerspelen van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders kan verrekenen met de opbrengsten van zijn deelname aan pokerspelen van buiten de Europese Unie gevestigde aanbieders.
2.3.1.
Het Hof heeft de eerste vraag ontkennend beantwoord. Daarbij heeft het Hof van belang geacht dat de aanbieders van deze internetpokerdiensten die aan spelers zoals belanghebbende zijn verleend, gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie. Het Hof heeft geoordeeld dat heffing van kansspelbelasting over het positieve resultaat behaald bij deze aanbieders achterwege moet blijven.
2.3.2.
Onderdeel a van het middel keert zich tegen het hiervoor in 2.3.1 weergegeven oordeel van het Hof. Het slaagt op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.3.2 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548) tussen dezelfde partijen.
2.4.1.
Met betrekking tot het tweede geschilpunt, de vraag op welke wijze verliezen met opbrengsten verrekend dienen te worden, heeft het Hof overwogen dat voor een binnenlandse deelnemer aan een buitenlands internetkansspel de regeling in artikel 3, lid 1, aanhef en letter c, van de Wet op de kansspelbelasting betekent dat het positieve verschil tussen de binnen het desbetreffende tijdvak behaalde prijzen en gedane inzetten wordt belast. Uitgaande van die regeling en het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:472, waarin is beslist dat over positieve resultaten van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders van pokerspelen geen kansspelbelasting mag worden geheven, betekent dat voor resultaten die zijn behaald met spelen van binnen de Europese Unie gevestigde aanbieders dat positieve resultaten buiten de heffing moeten blijven en dat negatieve resultaten kunnen worden verrekend met positieve resultaten van spelen van aanbieders die niet binnen de Europese Unie zijn gevestigd, aldus het Hof.
2.4.2.
Onderdeel b van het middel bestrijdt het hiervoor in 2.4.1 weergegeven oordeel van het Hof. Het slaagt op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.4.3 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00176 (ECLI:NL:HR:2019:548) tussen dezelfde partijen.
2.5.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3.2 en 2.4.2 is overwogen, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.