In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof had op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die betrekking had op de dagtoeristenbelasting die aan belanghebbende in rekening was gebracht voor het jaar 2016. Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.