ECLI:NL:HR:2019:642

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
18/00372
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator bij onrechtmatige daad en verlies van kans

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] B.V., voorheen [A] B.V., tegen de curator in het faillissement van Imogène B.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de curator voor onrechtmatige daad en de waardering van schade in het kader van verlies van een kans. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Arnhem en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het hof, waarbij de curator een verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

19 april 2019
Eerste Kamer
18/00372
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] B.V., voorheen [A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. Mr. W.W. KORTEWEG, in zijn hoedanigheid van opvolgend curator in het faillissement van Imogène B.V.,
wonende te Velp,
2. Mr. Rense Frank FEENSTRA,
wonende te Brummen,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [A] en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 104278/HA ZA 03-1564 van de rechtbank Arnhem van 19 november 2003, 21 juli 2004, 12 januari 2005, 3 oktober 2007, 28 mei 2008, 18 maart 2009, 19 mei 2010 en 9 maart 2011;
b. het arrest in de zaak 2005/249 van het gerechtshof Arnhem van 6 februari 2007;
c. de arresten in de zaak 200.089.146 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2014, 28 juli 2015 en 24 oktober 2017.
De hiervoor onder c vermelde arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 23 september 2014, 28 juli 2015 en 24 oktober 2017 heeft [A] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping.
De advocaat van [A] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [A] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
19 april 2019.