2.1.1. Belanghebbende beschikte van 23 mei 2012 tot en met 23 mei 2015 over een vergunning om voor hydrolisanten van proteïne gebruik te maken van de douaneregeling actieve veredeling met toepassing van het systeem van schorsing. Belanghebbende verwerkt deze hydrolisanten tot een grondstof voor de voedselindustrie (bouillon base).
2.1.2. In de periode 12 november 2012 tot en met 17 juni 2013 heeft belanghebbende acht maal een zending hydrolisanten van proteïne (hierna: de hydrolisanten) onder de douaneregeling actieve veredeling geplaatst. De hydrolisanten zijn ingedeeld in postonderverdeling 2106 90 92 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). Ten tijde van aanvaarding van deze douaneaangiften bedroeg het bij die postonderverdeling behorende tarief van douanerechten 12,8 procent (zie voor het jaar 2012: Verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, Pb 2011, L282; voor het jaar 2013: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, Pb 2012, L 304).
Tot en met 31 december 2013 gold voor hydrolisanten van proteïne een preferentiële tariefmaatregel (zie artikel 6, lid 3, en artikel 7, van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties vanaf 1 januari 2009, Pb 2008, L211 (hierna: Vo. 732/2008), in samenhang gelezen met Bijlage I en Bijlage II van deze verordening). Deze tariefmaatregel houdt een verlaging in van het normale tarief van douanerechten voor goederen van postonderverdeling 2106 90 92 van de GN van 12,8 procent naar 8,9 procent indien deze producten van oorsprong zijn uit een begunstigd land, zoals Thailand.
2.1.3. In de aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling actieve verdeling heeft belanghebbende opgegeven dat de hydrolisanten van oorsprong uit Thailand zijn. Ook heeft belanghebbende in die aangiften vermeld dat zij beschikt over de voor toepassing van de hiervoor in 2.1.2 bedoelde tariefpreferentie vereiste certificaten van oorsprong Form A.
2.1.4. Na veredeling heeft belanghebbende besloten een deel van de veredelde hydrolisanten (hierna: de producten) niet weder uit te voeren maar de douaneregeling actieve veredeling daarvoor te beëindigen. In de periode 4 februari 2014 tot en met 26 augustus 2014 heeft zij dat deel in deelpartijen aangegeven voor het vrije verkeer. In de desbetreffende aangiften heeft belanghebbende vermeld dat de producten zich bevinden onder de douaneregeling actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem. Zij heeft in die aangiften de producten omschreven als “hydrolisanten van proteïne” en postonderverdeling 2106 90 92 van de GN vermeld. Verder heeft zij de Inspecteur verzocht bij de berekening van de douaneschuld het in Vo. 732/2008 neergelegde preferentiële tarief van 8,9 procent in aanmerking te nemen.
2.1.5. Ook in het jaar 2014 bedroeg het bij postonderverdeling 2106 90 92 van de GN behorende tarief van douanerechten 12,8 procent (zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, Pb 2013, L290).
De hiervoor in 2.1.2 vermelde preferentiële tariefmaatregel voor onder meer hydrolisanten is geschorst gedurende de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Daardoor was in die periode het normale tarief van 12,8 procent van toepassing. (Zie Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad, Pb 2012, L303 (hierna: Vo. 978/2012), en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1213/2012 van de Commissie van 17 december 2012 tot schorsing van de tariefpreferenties voor bepaalde SAP-begunstigde landen, Pb 2012 L348; hierna: Vo. 1213/2012.)
2.1.6. De hiervoor in 2.1.5 bedoelde schorsing van de preferentiële tariefmaatregel was dus van kracht toen belanghebbende voor de producten de aangiften voor het vrije verkeer deed. Vanwege deze schorsing heeft de Inspecteur het preferentiële tarief van 8,9 procent niet toegepast, maar de verschuldigde douanerechten met inachtneming van een tariefpercentage van 12,8 vastgesteld.
2.2.1. Voor het Hof was in geschil of de Inspecteur de in 2012 en 2013 geldende preferentiële tariefmaatregel in aanmerking had moeten nemen bij de berekening van het bedrag van de douaneschuld ter zake van het in 2014 in het vrije verkeer brengen van de producten.
2.2.2. Het Hof heeft vooropgesteld dat in een geval als dit het bedrag van de douaneschuld overeenkomstig artikel 121, lid 1, van het Communautair Douanewetboek (hierna: het CDW) moet worden vastgesteld aan de hand van de heffingsgrondslagen die voor de invoergoederen golden op het tijdstip waarop de aangiften tot plaatsing van deze goederen onder de regeling actieve veredeling werden aanvaard. Het Hof heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende op het moment van plaatsing van de hydrolisanten onder de regeling actieve veredeling voldeed aan alle voorwaarden om – zo zij die goederen op dat moment voor het vrije verkeer zou hebben aangegeven en om toepassing van de desbetreffende tariefpreferentie zou hebben verzocht – in aanmerking te komen voor toepassing van het preferentiële tarief van 8,9 procent. In dat geval is de Inspecteur naar het oordeel van het Hof op grond van artikel 121, lid 1, van het CDW gehouden het preferentiële tarief van 8,9 procent toe te passen bij de berekening van de douaneschulden die voortvloeiden uit de aangiften voor het vrije verkeer, ook al was die tariefpreferentie inmiddels (in 2014) geschorst.