Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.De prejudiciële procedure
4.Beslissing
12 april 2019.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad op 12 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/03942. De zaak betreft een prejudiciële vraag die is gesteld door de rechtbank Amsterdam in het kader van een renteswap. De rechtbank had eerder op 26 april 2017, 30 mei 2018 en 19 september 2018 tussenvonnissen gewezen in de onderliggende procedure. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de prejudiciële vragen geen beantwoording meer behoeven, omdat de procedure waarin deze vragen zijn gesteld op verzoek van partijen is doorgehaald. Dit werd bevestigd door een brief van de advocaat van de eiser, waarin werd aangegeven dat er een schikking tot stand is gekomen tussen de partijen. De Hoge Raad heeft besloten om af te zien van beantwoording van de vragen, aangezien deze gelijkluidend zijn aan vragen die in een andere zaak (18/03941) zijn gesteld en de verschillen in feiten niet relevant zijn voor de beantwoording. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.