ECLI:NL:HR:2019:468

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
17/01065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in verband met onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 februari 2017. De verdachte, geboren in 1984, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.S. Nan. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het gevolg van het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is genomen in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

2 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/01065
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 februari 2017, nummer 20/002358-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureu-rGeneraal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 april 2019.