Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
2 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 februari 2017. De verdachte, geboren in 1984, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.S. Nan. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het gevolg van het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing is genomen in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.