ECLI:NL:HR:2019:463

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/04610
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake executoriale beslaglegging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 oktober 2018, nr. 18/1840 WAO. De Centrale Raad van Beroep had in deze uitspraak geoordeeld over een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 17/04787). De kwestie betreft de medewerking van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan een executoriale beslaglegging. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep openstelt. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen redenen gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.

Uitspraak

29 maart 2019
Nr. 18/04610
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 17 oktober 2018, nr. 18/1840 WAO, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 17/04787) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om medewerking te verlenen aan een executoriale beslaglegging.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze. Het beroep in cassatie moet daarom niet‑ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.