ECLI:NL:CRVB:2018:3245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
18/1840 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op WAO-uitkering en medewerking van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die een WAO-uitkering ontvangt, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat een deel van zijn uitkering moest worden betaald aan Van Arkel gerechtsdeurwaarders & incasso, die beslag had gelegd op de uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, met de overweging dat het Uwv gehouden was volledige medewerking aan het beslag te geven en dat de bestuursrechter niet bevoegd was om de geldigheid van het beslag te beoordelen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De Raad stelde vast dat er geen grondslag was voor de gevorderde terugbetalingen van de ingevorderde bedragen aan de WAO-uitkering. De appellant had in hoger beroep herhaald dat er geen medische behandeling had plaatsgevonden en verzocht om terugbetaling van de ingevorderde bedragen, maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18.1840 WAO

Datum uitspraak: 17 oktober 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
22 februari 2018, 17/4787 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De Afdeling heeft het hoger beroep ter behandeling doorgezonden aan de Raad.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juli 2016 is appellant veroordeeld tot het betalen van onder meer een bedrag van € 878,92 aan de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A., in verband met in rekening gebracht eigen risico voor op 4 april 2014 geleverde medische zorg. De grosse van dit vonnis is bij exploot van 31 augustus 2016 in persoon aan appellant betekend met bevel om aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Van Arkel gerechtsdeurwaarders & incasso (Van Arkel) heeft op 28 september 2016 onder het Uwv executoriaal beslag gelegd op de uitkering die appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt.
1.2.
Bij besluit van 6 oktober 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat een deel van de
WAO-uitkering van appellant aan Van Arkel moet worden betaald. Het Uwv heeft in dit besluit vermeld dat de beslagvrije voet is vastgesteld op € 956,82 per maand en dat vanaf
1 oktober 2017 het bedrag aan WAO-uitkering dat ligt boven de beslagvrije voet aan
Van Arkel zal worden betaald.
1.3.
Bij besluit van 19 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 oktober 2017 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het Uwv gehouden is volledige medewerking aan het beslag te geven zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard onder de overweging dat het Uwv gehouden is volledige medewerking aan het beslag te geven. De rechtbank heeft daarbij onder verwijzing naar rechtspraak van de Raad (onder meer de uitspraak van 21 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9009) overwogen dat in de procedure niet ter beoordeling voorligt of rechtmatig en voor een juist bedrag beslag op de bijstandsuitkering (lees: WAO-uitkering) van appellant is gelegd.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat er geen medische behandeling heeft plaatsgevonden en heeft verzocht te bepalen dat alle ingevorderde bedragen worden teruggestort. Daarbij heeft appellant aangevoerd dat door het Uwv niet is gereageerd op zijn digitaal verstuurde formulieren ‘melding late beslissing’.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In deze procedure kan slechts worden beoordeeld of de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv en de bestuursrechter volgens vaste rechtspraak niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen en dat het Uwv gehouden was medewerking te verlenen aan het gelegde derdenbeslag. In deze procedure is verder niet gebleken van een te laat besluit op aanvraag of bezwaar.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd. Voor de gevorderde terugbetalingen van de ingevorderde bedragen aan WAO-uitkering is geen grondslag.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van P.B. van Onzenoort als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) P.B. van Onzenoort
rh