ECLI:NL:CRVB:2018:3245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslag op WAO-uitkering en medewerking van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die een WAO-uitkering ontvangt, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat een deel van zijn uitkering moest worden betaald aan Van Arkel gerechtsdeurwaarders & incasso, die beslag had gelegd op de uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, met de overweging dat het Uwv gehouden was volledige medewerking aan het beslag te geven en dat de bestuursrechter niet bevoegd was om de geldigheid van het beslag te beoordelen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De Raad stelde vast dat er geen grondslag was voor de gevorderde terugbetalingen van de ingevorderde bedragen aan de WAO-uitkering. De appellant had in hoger beroep herhaald dat er geen medische behandeling had plaatsgevonden en verzocht om terugbetaling van de ingevorderde bedragen, maar dit verzoek werd afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.