ECLI:NL:HR:2019:417

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
18/03899
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende uit België tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die betrekking hebben op de Werkloosheidswet en de Ziektewet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2019.

Uitspraak

22 maart 2019
Nr. 18/03899
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 9 augustus 2018, nrs. 15/5513 WW en 15/5514 ZW, betreffende besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Werkloosheidswet en de Ziektewet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2019.