In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2017, betreffende navorderingsaanslagen en inkomstenbelastingaanslagen over de jaren 2006 tot en met 2010. De Hoge Raad heeft eerder, op 28 oktober 2016, een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij een middel is voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft het middel echter niet gegrond verklaard, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2019.