ECLI:NL:HR:2019:364

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
17/04336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen en inkomstenbelastingaanslagen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2017, betreffende navorderingsaanslagen en inkomstenbelastingaanslagen over de jaren 2006 tot en met 2010. De Hoge Raad heeft eerder, op 28 oktober 2016, een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij een middel is voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft het middel echter niet gegrond verklaard, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2019.

Uitspraak

15 maart 2019
Nr. 17/04336
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 5 september 2017, nr. 16/01337, betreffende aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2008 opgelegde navorderingsaanslagen en voor de jaren 2009 en 2010 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente dan wel belastingrente.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2016, nr. 15/05890, ECLI:NL:HR:2016:2427, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (nrs. 14/01009 tot en met 14/01013), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 14 december 2018 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:1381)

3.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2019.