In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. Het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende had de gelegenheid gekregen om het verzuim te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk was, en er waren geen redenen om belanghebbende te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2019.