In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, waarbij de forfaitaire rendementsheffing van box 3 ter discussie staat. Belanghebbende stelt dat deze heffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), omdat het veronderstelde rendement van 4% niet haalbaar zou zijn. De Inspecteur heeft dit standpunt gemotiveerd bestreden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de forfaitaire rendementsheffing van box 3 niet in strijd is met artikel 1 van het EP. Het Hof oordeelt dat de wetgever een ruime beoordelingsmarge heeft op het terrein van het belastingrecht en dat het forfaitaire stelsel niet elke redelijke grond ontbeert. Het Hof concludeert dat er geen voldoende bewijs is geleverd dat het rendement van 4% voor het totale box 3-vermogen niet meer haalbaar is. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.