ECLI:NL:HR:2019:32

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
18/00721
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over privégebruik van auto en overgangsrecht voor auto’s met datum eerste toelating voor 1 januari 2017

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het privégebruik van een auto en de toepassing van overgangsrecht voor auto’s met een datum van eerste toelating vóór 1 januari 2017. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 10 januari 2018 had geoordeeld over ingehouden bedragen aan loonheffingen over de maanden januari, februari en maart 2017. De Rechtbank had in haar uitspraak de keuze van de wetgever om overgangsrecht in te voeren voor deze auto’s bekritiseerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze keuze niet evident van redelijke grond ontbloot was. De Hoge Raad concludeerde dat er geen schending was van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, en dat de middelen van de belanghebbende falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:1).

Uitspraak

11 januari 2019
Nr. 18/00721
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 10 januari 2018, nrs. BRE 17/4811, 17/4812 en 17/4814, betreffende de van belanghebbende ingehouden bedragen aan loonheffingen over de tijdvakken januari 2017, februari 2017 en maart 2017. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 17/04934, ECLI:NL:HR:2019:1, uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.