ECLI:NL:HR:2019:206

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
8 februari 2019
Zaaknummer
18/01172
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gezag en omgangsregeling na verwijzing, deskundigenonderzoek en motiveringsklachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende gezag en omgangsregelingen. De zaak betreft een verzoek van de man, die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De man had eerder een verzoek ingediend om deskundigenonderzoek, wat door het hof niet was ingewilligd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 8 juli 2016, waarin de procedure na verwijzing werd besproken. De vrouw en de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Jeugdbescherming Brabant, zijn niet verschenen in deze procedure.

De Hoge Raad heeft de klachten van de man beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De klachten zijn niet van dien aard dat zij nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van de man heeft hier schriftelijk op gereageerd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten het beroep te verwerpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

8 februari 2019
Eerste Kamer
18/01172
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. [de vrouw],
wonende op een geheim adres,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
2. De gecertificeerde instelling,
SAMEN VEILIG JEUGDBESCHERMING BRABANT,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de vrouw en de GI.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn beschikking in de zaak 15/05396, ECLI:NL:HR:2016:1510 van 8 juli 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.195.684 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 december 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
8 februari 2019.