ECLI:NL:HR:2019:1999
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake naheffingsaanslagen loonbelasting
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De uitspraak van het Gerechtshof was een vervolg op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waartegen belanghebbende hoger beroep had ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019.