ECLI:NL:HR:2019:1955
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingrente door Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 augustus 2018, nr. 17/00852. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/2351 en BRE 17/741) betreffende een beschikking inzake belastingrente. De belanghebbende heeft een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.