ECLI:NL:HR:2019:1954

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
18/03518
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over aansprakelijkstelling loonbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juli 2018, met nummer 17/00920. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die betrekking had op een beschikking tot aansprakelijkstelling voor de nageheven loonbelasting en premie volksverzekeringen van Stichting [A] te [Z] over de tijdvakken van maart 2014 tot en met december 2014. De Staatssecretaris van Financiën was de tegenpartij in deze procedure.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien het middel geen rechtsvragen opriep die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof in stand laat.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 13 december 2019, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en de waarnemend griffier E. Cichowski aanwezig was.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/03518
Datum13 december 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juli 2018, nr. 17/00920, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/3019) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van Stichting [A] te [Z] nageheven loonbelasting en premie volksverzekeringen over de tijdvakken maart 2014 tot en met december 2014.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.