ECLI:NL:HR:2019:1943
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake belastingrente, evenals een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet.
Belanghebbende had een beroep op betalingsonmacht gedaan met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen, omdat niet voldaan was aan de geldende criteria. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft hem een termijn gesteld om dit te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet betaald, en heeft belanghebbende ook niet tijdig gereageerd op de mogelijkheid om de reden van de niet-betaling op te geven.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.