Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de aanslagen voor het jaar 2014, waarbij belanghebbende een bedrag van € 46.800 aan inkomsten uit een persoonsgebonden budget heeft genoten. De inspecteur heeft de aanslagen opgelegd op basis van een redelijke schatting van het inkomen, omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan. Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de bewijslast omgekeerd en verzwaard was, omdat belanghebbende niet aan zijn aangifteverplichting had voldaan.
Tijdens de zitting op 16 januari 2019 is belanghebbende niet verschenen, ondanks een verzoek om uitstel wegens ziekte. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het belang van een tijdige afhandeling van de zaak zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij uitstel. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de aanslagen op een redelijke schatting zijn gebaseerd. Ook is de verzuimboete van € 369 terecht opgelegd, omdat belanghebbende niet aan zijn aangifteverplichting heeft voldaan. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de verzuimboete te matigen en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.