ECLI:NL:HR:2019:192

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
18/03500
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2018. Het betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit betekent dat het cassatieberoep niet verder in behandeling wordt genomen, en de eerdere uitspraak van het Gerechtshof blijft staan. De beslissing is genomen door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

8 februari 2019
Nr. 18/03500
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 29 juni 2018, nrs. BK-18/00390, BK-18/00391 en BK-18/00392, betreffende aan belanghebbende over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven rentebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.